maandag 27 mei 2013

Schoolkamp

Dagdromertje

Daan is op een meisje. Ze heeft blond haar en zwarte sproetjes onder en op haar neus. Daan gaat vandaag naar schoolkamp. Hijzelf is 12 en zit in groep 8. Het meisje waar hij op is, is jonger. Zij is ook 12 maar zij is in februari jarig. En Daan in maart. Het meisje heet Merel. Merel… Het langharige, knappe meisje, ja, er is gewoon geen omschrijving voor! Bijna alle jongens zijn op haar. Behalve Thijmen. Hij is op Isabel. Isabel heeft twee staartjes in en heeft bruin haar. Ze heeft een bril op en heeft geen sproetjes. Merel heeft blauwe ogen maar Isabel zwart. Een saaie kleur. Vind Daan. Maar lichtblauw is zo… Ja… Helder… En hemelsblauw… Wow! Ineens word Daan wakker van het dagdromen door Thijmen. Hij stootte Daan aan. ‘Je moet opletten joh! Je mag maar blij zijn dat de uitleg net begonnen is!’ Fluistert hij pissig. Daan knikt beroerd. Hij kan zijn aandacht nauwelijks bij de les houden. Zijn ogen draaien telkens naar Merel. Zij zit met een rechte rug aandachtig naar de gids te luisteren. Haar blonde, lange haren dansen een beetje door de wind die zacht blaast. Kom op Juul! Opletten! Straks heb je de uitleg niet gehoord! Denkt Daan bij zichzelf. Hij draait zijn ogen naar de gids. ‘Goed?’ Vraagt de gids. ‘Alles duidelijk?’ ‘Wie snapt het niet?’ Daan steekt zijn hand niet omhoog. Dat durft hij niet. Hij is bang dat iedereen hem gaat uitlachen. Maar dan steekt Isabel haar hand omhoog. De gids knikt naar Isabel. ‘Nou… Ik weet niet wat u bedoelt met: We volgen de waterval die niet zo breed is,’ de gids kijkt verbaasd. ‘Huh… Dat… O… Dat,’ stamelt hij. Daan grinnikt. Maar hij vind het eigenlijk niet zo grappig. ‘Nou… Gewoon zoals ik het zeg: We volgen de waterval zijn meer.’ Isabel knikt. ‘Ooh…’ zegt ze langzaam. ‘Maar u zei…’ hinkt ze erachteraan. De gids legt zijn vingers op zijn mond. ‘Ssssst, ik hoor wat,’ sist hij. Één struik beweegt. De groep 8 kinderen houden allemaal hun adem in. Behalve Merel. Ze ademt rustig door alsof er niks aan de hand is. Ze speelt met een streng haar. De struik beweegt en schud totdat al zijn bladeren er bijna af zijn. Dan komt er een vies iemand uit. Hij kreunt en moppert. ‘Sjongejongejongejonge… Wat een vervelende struik!’ Alle groep 8 kinderen zuchten diep uit van opluchting. De viezerik draait zich om. Nu ziet Daan pas dat het een vrouw is. De vrouw graait in de struik en haalt er een soort legers hoed uit. Ze slaat hem op haar hoofd en pakt haar gevallen wandelstok. Ze kijkt Daan in recht met grote, geschrokken ogen aan. ‘Stoor ik jullie?’ Vraagt de vrouw. De gids heeft geen kans om antwoord te geven want de vrouw neemt de beurt af. ‘En als dat zo is…’ gaat ze langzaam verder. Ze slaat haar ogen neer en het is stil. Iedereen wacht met de adem in af. ‘Dan neemt u me niet kwalijk, ik was bessen aan het plukken maar jammer genoeg waren ze giftig en kon ik er niks aan doen. Ik bleef namelijk aan een scherpe tak hangen en toen zag ik jullie en…’ de vrouw word onderbroken door de gids. ‘Wow, wow, wow… U gaat veel te snel mevrouw. En u stoort ons niet. Dus gaat u maar verder,’ de vrouw knikt. ‘Goed dan…’ zucht ze. De vrouw stapt naar voren en loopt snel weg. ‘Zo… Ehm… Waar waren we… O ja…’ zegt de gids. Maar Daan luistert niet meer. Hij denkt aan over de vrouw. Die is zo geheimzinnig… En ook aan Merel. Die prachtige haren… En… ‘Snap je me Daan?’ Hoort Daan de gids een beetje boos zeggen. Daan stottert. ‘Eh… Nou… Ja… Eh… Gids…’ liegt hij. ‘Ok…’ de stem van de gids klinkt niet zo zeker. Daan voelt dat hij rood word. ‘Is er iets, Daan?’ Vraagt de gids nog . ‘Nou… Ik…’ Daan word onderbroken door Thijmen. ‘Hij let niet op dus hij heeft de uitleg niet gehoord. Hij durft zijn hand niet op te steken want hij is bang dat iedereen hem uitlacht,’ zegt hij in één adem door. Oh! Denkt Daan. Thijmen weet ook alles! De gids knikt. ‘Julia, jij maakt samen met Isabel en Merel het avondeten en de jongens maken het vuur door takken te zoeken.’ ‘en jij…’ de gids wijst naar Daan. ‘blijft hier nog even zitten,’ Thijmen glimlacht als alle leden van groep acht opstaan en kwetteren als ze weglopen om hun taak te doen. Thijmen slaat een arm om Daan heen. ‘Ja jongen…’ zucht hij. ‘je moet nou eenmaal opletten,’ ‘Man!’ Zegt Daan boos. Hij rukt Thijmens arm van zijn nek af. ‘Kap effen man!’ Thijmen grijnst gemeen. ‘Haha! Je bent gewoon boos over niets…’ Thijmen steekt zijn tong uit. ‘Beh!’ Pest hij. Als alle kinderen weg zijn zegt de gids: ‘Daan… Je bent een slimme jongen. Dus ik wil dat je je hersens gebruikt en góéd naar mijn uitleg luisterd. Ik weet dat je Merel een leuk meisje vind maar toch…’ de gids zucht. ‘let alsjeblieft óp Daan. Je vind schoolkamp leuk! Echt waar! Daar kan ik ja echt van verzekeren! Maar als je oplet, en de uitleg weet, word het echt nog leuker Daan!’ Het lijkt net of de gids Daan aanmoedigt voor een wedstrijd. Daan kijkt naar zijn schoenen en zegt on-verstaanbaar: ‘Het spijt me… Gids. Ik wilde U niet kwetsen,’ ‘Nou goed dan. Ga maar takken zoeken,’ zegt de gids. Hij kijkt op zijn horloge. ‘Maar vóór 8 uur terug zijn!’ Waarschuwt hij. Daan knikt. ‘Ok!’ Roept hij als hij het bos door dwaalt. Hij hoort rare en enge geluiden. Het begint ook nog eens te schemeren. Hij zucht. Kon hij maar meehelpen met koken. Maar als hij dat deed, dacht Merel misschien wel dat hij bang was. Nou ja… Niet dat hij het niet is maar… Daan schopt een steentje weg. Brrrr! Wat was het ineens koud! Daan slaat zijn armen om zichzelf heen en stopt met lopen. Hij krijgt de rillingen door zich heen. Het lijkt wel winter! Daan besluit door te zetten en hij loopt met volle kracht door. Hij wil zijn angst overwinnen! Daan stopt. Hij hoorde wat. Hij kan zich niet bewegen. Hij hoorde geritsel en een brekende tak. Ineens is het écht donker. Waar is hij? Hoe laat is het? Daan blijft stokstijf staan. Hij hoort gegrom. Is het een beer? Een zwarte beer? Daan rilt. Als het écht een beer is… Dan… Moet hij hier weg! Maar hij weet het niet eens zeker. Daan draait zich om en stapt naar voren. Maar verder kan hij niet. Hij hoort gegrom.
Daan zit met Merel, Thijmen, Isabel, Julia Jémy, Jurre, Laus, én de gids voor het warme vuur. Ze eten pap. Merel eet met nette muizenhapjes ervan. Thijmen eet het juist met grote schrokken op. Isabel speelt met haar eten. Ze heeft zo te zien geen honger. Daan eet niet. Hij heeft ook geen honger. Hij is nog wit en moet bijkomen van net. De schrik. Alleen hij wil het aan níémánd doorvertellen. Zelfs de gids en Merel niet. Hij vind het véél te eng voor ze. Hij zucht eens diep. ‘M… Wat is er… Daan?’ Vraagt de gids met volle mond. ‘Ja Daan, waarom eet je je pap niet op?’ Zegt Jurre met een pesterig stemmetje. ‘Daarom niet!’ Zegt Daan brutaal. Er verschijnt een diepe rimpel in de gids zijn voorhoofd. ‘O nee, Daan? Waarom eet je je pap dan niet?’ ‘Ik heb geen trek!’ ‘nou… Een béétje.’ Zegt Daan. Hij kruist zijn armen. Merel zet haar pap neer. ‘Gids, ik heb het op,’ zegt ze. ‘Prima Merel! Jij eet tenminste dóór,’ de gids kijkt vanuit zijn ooghoeken naar Daan en kijkt pissig. Daan kijkt boos terug en eet zijn pap snel op. Zo, daar is hij tenminste van af! Hij zet zijn pap neer en veegt zijn mond af. ‘Zo…’ begint de gids. ‘iedereen mag gaan behalve Daan.’ De gids kijkt naar Daan. Daan krijgt het heet vanbinnen. Het moet minstens 30 graden in je lijf zijn, maar het lijkt wel of het 52 graden is! Iedereen staat op maar Daan blijft zitten. Hij kijkt naar het vuur. Recht vooruit. Wat wil de gids van hem? Als iedereen een naar zijn huisje is gegaan, begint de gids. ‘Daan ik wil even met je praten,’ Daan slikt. ‘Ja. Dat doet u toch?’ ‘Ja Daan, maar ik wil dat je me serieus neemt!’ ‘luister, ik wil graag dat kinderen plezíér hebben! En geen ongelukken krijgen of het niet leuk hebben op schoolkamp. Begrijp dat nou eens!’ Daan kijkt de gids diep in zijn ogen aan. Hij ziet dat hij het meent. Daan slikt en bijt op zijn lip. ‘Sorry, gids,’ zegt Daan. ‘ik wilde het écht niet zo, maar…’ Daan stopt. ‘kunt u een geheim bewaren?’ De gids knikt. ‘Bij míj kun je alles kwijt,’ ‘Ik kwam een… Een… Een…’ de woorden komen er niet uit. ‘Een?’ Vraagt de gids. ‘Beer,’ zegt Daan onverstaanbaar. De gids schrikt. ‘Lopen hier bérén rond?’ Fluistert hij. ‘J-ja… Ik… Kwam er een tegen…’ Daan wijst naar het bos. ‘daar ergens,’ het vuur knettert. Het is een tijdje stil. De gids kijkt naar de grond. En Daan kijkt naar het vuur. Zo, dat is eruit! Daan’s ogen worden warm van dat vuurkijken. Hij kijkt snel naar de gids. ‘Je mag gaan,’ zegt de gids zacht. Daan knikt. Hij zegt niets. Dat durft hij niet.
Als Daan de deur openslaat van de jongenskant vliegen de vragen in het rond. ‘En, wat zei de gids?’ Vroeg Jurre. ‘Was hij boos?’ Riep Jémy. ‘Je had zeker op je donker gekregen!’ Lachte Thijmen. ‘Hoezo moest je daar blijven?’ Vroeg Laus. Daan had geen zin om te antwoorden en kroop in zijn slaapzak. ‘Hallo? We vroegen wat! Ben je doof of zo!’ Thijmen kruist zijn armen. Daan zegt niks en doet zijn nachtampje uit. Het is opeens heel donker. Maar Daan merkt er niks van. Hij slaapt al.


Het huisje van de heks

Daan word wakker. Hij heeft goed geslapen. Hij staat op en loopt naar buiten. Isabel, Julia en Merel gooien over met de bal. Jurre, Jémy, Thijmen, en Laus spelen tikkertje. Zo te zien is Daan de enige die laat uitsliep. Daan wrijft in zijn ogen en geeuwt. Hij gaat naar de takken waar het vuur gisteravond brandde. Hij laat zich zakken en komt er even later pas achter dat de gids er niet is. Daan is opeens klaarwakker. Hij móét de gids vinden! Nu! Daan rent naar binnen en kleed zich aan. Hij gaat weer naar buiten enn kijkt rond. ‘Daan, waar ga je heen?’ Merel loopt naar Daan toe. ‘Ik wil de gids vinden!’ Zegt Daan met een krachtige stem. Merel giechelt. Ze schud haar hoofd. ‘Die is binnen ontbijt aan het maken grapjas!’ Zegt Merel. Daan voelt dat hij bloost en draait zich snel om. Hij kijkt naar het bos. ‘Wist ik,’ zegt hij snel. Merel lacht. ‘Waarom deed je dan zo… Raar?’ ‘Ik wilde alleen… Alleen… Eh…’ Daans stem klinkt onzeker en stotterend. Hij draait zich om. ‘Op verkenning gaan… Door het bos,’ ‘O,’ zegt Merel. Ze draait zich om en loopt als een prinses naar Isabel toe. Daan zucht heel diep. Maar dan draait hij zich om en wil écht op verkenning gaan. Hij denkt na. Hij kan beter een paard gebruiken!
Even later galoppeert Daan door het bos. Hij schreeuwt. ‘Jééh!’ Hij voelt zich zó gelukkig, zo… Vrij! De wind blaast door zijn haren. ‘Woehoee!’ Schreeuwt hij. Maar opeens stopt zijn paard en Daan valt voorover. ‘Au!’ Roept hij. Hij probeert niet te huilen maar het lukt niet om zich te verzetten. De tranen stromen over zijn wangen. Hij stroopt zijn spijkerbroek omhoog. Hij ziet bloed. Heel veel bloed. Zijn hele knie zit onder het bloed. Daan probeert op te staan maar het lukt nauwelijks. Het paard loopt naar Daan toe en helpt hem overeind. Daan klimt op zijn paard en hij loopt even later rustig door het bos. Daans paard stopt weer. Daan tilt zijn hoofd op en kijkt naar voren. Hij ziet een huisje. Er fluiten vrolijk vogels en de zon is doorgebroken. Een heerlijke zomerdag! Daan stapt af en hinkelt naar het huisje. Hij klopt aan. Het is stil. Muisstil. De vogels houden op met fluiten en de zon is gedaald. Er klinken voetstappen en de zon breekt weer door. Alleen de vogels fluiten nog niet. Er doet een oude dame open met en kromme rug. ‘Ja?’ Bromt de oude dame. ‘Stoor ik u, mevrouw?’ Vraagt Daan. ‘Je stoort me vreselijk. Nou, wat kom je nou doen?’ ‘Eh…’ Daan draait zijn hoofd om. Zijn paard ligt rustig op de grond in de zon te relaxen. Daan twijfelt. Zou hij naar binnen gaan? Of uberhaupt mogen? Daan heeft een beslissing genomen. ‘Ik was aan het rondrijden met mijn paard en toen viel ik en…’ Daan stopt met praten. Hij kijkt eens goed naar de vrouw. H¬é, die vrouw… Heeft hij eerder gezien! Op de matjes! Toen de gids aan het utlteggen was! Met die bessentoestand! ‘En toen?’ Vraagt de oude vrouw. ‘Zag ik u,’ zegt Daan langzaam. Hij kijkt naar de grond. Zou hij naar binnen mogen? ‘Kom binnen,’ zegt de vrouw opeens. Daan kijkt op. Kan die vrouw zijn gedachten lezen? De vogels beginnen weer vrolijk te fluiten en alles gaat weer zoals gewoonlijk. Daan stapt naar binnen en kijkt om zich heen. ‘Wauw! Wat heeft u een mooi huis!’ Merkt Daan op. ‘Ach niks bijzonders,’ mompelt de vrouw. Die al met haar neus in een boekenkast rondsnuffelt. ‘Kijk maar gerust rond hoor, de wc is buiten als je moet,’ ‘Buiten?’ Vraagt Daan. ‘Ja, ik heb wc papier en je kan het gewoon in de bosjes doen hoor,’ Daan lacht heel zacht. Hij wil niet dat de vrouw het hoort. Misschien is het wel een doodgewone gewoonte voor haar. Daan gaat op een stoel zitten en kijkt peinzend naar zijn knie. De oude vrouw is intussen bij hem gaan. Ze zet haar handen in haar zij. ‘Het doet zeker zeer nietwaar?’ Zegt de oude vrouw. Voordat Daan antwoord kan geven loopt de heks weg. ‘momentje,’ even later komt de vrouw terug met een washand. Ze legt het op Daans knie. Daan kreunt. Het doet zeer! ‘Niet gaan huilen jongen. Kom, kom, je kunt het,’ Daan denkt opeens niet meer aan de pijn. De oude vrouw moedigt net zo veel aan als de gids. Dat heeft er mee te maken! Denkt Daan.
‘Dag hoor!’ Roept de oude vrouw even later. Ze zwaait Daan uit. Daan zwaait terug. ‘Bedankt voor uw hulp mevrouw!’ Lacht hij. ‘Ben ik morgen welkom?’ De vrouw lacht. ‘Je bent altijd welkom jongen!’ Daan lacht ook. ‘Bedankt!’ Daan stapt op zijn paard en hij galoppeert terug naar het kamp. ‘En waar was jíj?’ Vraagt de gids als Daan terug op het kamp is. ‘We hebben je overal gezocht!’ De gids staat met zijn handen in zijn zij. ‘Och, en ook nog Bella meegenomen, we dachten dat je ontvoerd was en Bella ook!’ Daan slikt. Hij had beter niet zo lang weg kunnen blijven. ‘Het spijt me gids. Ik wilde…’ ‘U niet kwetsen zeker! Ach, ik ken jou praatjes wel! Meekomen jij!’ De gids pakt Daan bij zijn arm en sleurt hem mee. ‘Au!’ Roept Daan. ‘Mijn knie!’ ‘Nou en! Ik ben kwaad!’ Daan wil wel huilen zo erg is hij geschrokken. De gids duwt Daan en een ondergrondse kelder. ‘Zo, daar zit jij nog wel even! Je komt er morgen niet uit!’ Daan schrikt. Oei, dat is wel lang! De gids zet de kelderdeur op slot en loopt weg. Het is best donker in de kelder. Daan wil huilen. En dat doet hij ook. Het is veel te donker en niemand kan hem toch zien. Daan ploft op een baal hooi. Hij weet niet wat hij moet doen. Hij heeft er spijt van wat hij heeft gedaan. Hij wist niet dat hij niet eens op avontuur mocht. En… Hij krijgt vast geen eten of drinken. Daan wil slapen. Maar dat kan hij niet. Dan wil hij roepen, maar dat durft hij niet. Was hij maar bij de oude vrouw gebleven. Dan had hij nooit straf gehad.
‘Daan, Daan, Daan,’ Daan word wakker geschud. Hij heeft geen zin in wakker worden. Maar hij kan niet anders. ‘Jeetje Juul! We waren écht hartstikke ongerust!’ Het duurt even voordat Daan weet waar hij is. Hij zucht. ‘Daan, je mag weer vrij,’ zegt Jémy. Daan gaat zitten en geeuwt. Hij ziet dat Merel als een Brave-je naar beneden klimt. ‘Hé hé! Is ie eindelijk wakker?’ Daan staat op. ‘Ja,’ geeuwt hij. Hij klimt slaperig naar boven. En trekt zichzelf op het gras. Hij staat op en strekt zijn rug. Hij ziet dat de gids een sigaar staat te roken. Maar hij doet net alsof hij de gids niet ziet. Hij is boos op de gids. Het liefst wil hij nu meteen snel het bos in rennen en het huisje van de vrouw opzoeken. ‘Zo Daan, je mag me dankbaar zijn,’ ‘Ben ik niet,’ fluistert Daan tegen zichzelf. ‘Kom eens,’ zegt de gids. Pfjieuw! De gids hoorde Daan niet. Daan aarzelt. Zou hij naar de gids toelopen of zal hij doen alsof hij niks gehoord had of… ‘Daan!’ Zegt de gids boos. Daan zet een stap naar voren. En nog een, en nog een. Tot hij bij de gids is. De gids schraapt zijn keel en draait zich om naar Daan. ‘Jongen luister…’ begint de gids. ‘ik wil je vragen, of je zin hebt om samen met de hele groep wilt zwemmen en dat mag jij bepalen,’ ‘Sorry gids, ik had een afspraak met iemand vanuit het bos…’ ‘Die oude vrouw zeker,’ zegt de gids hij schud zijn hoofd. ‘Ze heeft slechte gevoelens en slechte dingen in haar hoofd die ze wil uitspoken… Misschien wel met jou…’ ‘Maar de vrouw was echt heel aardig, ze had me geholpen met mijn bloeddende knie en zo, en ze heeft me echt heel wat geleerd!’ ‘Dat lijkt allemaal wel zo. Maar ik ken haar al mijn hélé leven lang jongen, dat moet je echt niet doen. Vergeet die afspraak maar,’ ‘Nooit! Ik ga en zal naar haar toe gaan! Vergeet míj maar! Zet me uit je hoofd! Je krijgt me toch niet terug!’ Daan rent zo hard hij kan het bos in, in zijn pyjama. ‘Wacht nou! DAAN!!’ het woord Daan echo’t door het hele bos heen. Daan verzet zich tegen zijn tranen en zijn afscheid van het kamp.
Daan klopt op de deur. De oude vrouw doet open. ‘Hallo jongen, kom binnen, ik heb soep gemaakt. Brandnetelsoep,’ zegt de vrouw. Brandnetelsoep lijkt Daan niet zo lekker, maar dat laat hij niet merken. ‘Bedankt, mevrouw, ik heb nog niet ontbeten, en toevallig gisteren ook niet,’ ‘Och jongen toch, dan zal je wel honger lijden, kom binnen,’ Daan knikt. ‘En ik heb gisteren ook niet avond gegeten,’ hij stapt naar binnen en kijkt rond.
‘Zal ik je voorlezen uit het boek: Over de rotsen en nóg verder?’ ‘Graag,’ zegt Daan.

Over de rotsen en nóg verder..

‘Er was eens een oude keizer. Hij was doodziek en lag op sterven. Hij had een prachtige dochter met lang, goud haar. Die dochter was heel behulpzaam. Ze had een lange, donkerrode fluwele jurk aan. Als de dochter zong, werd haar haar heel erg magisch en begon geel te worden én het gaf licht. De oude keizer kuchte en stierf binnen 5 seconden. De mooie prinses, die Loise heette, barstte gelijk in huilen uit. ‘Oh, mijn lieve vader,’ begon ze, ‘ik wilde dat u nog eeuwig bij me kon zijn, u heeft me in de steek gelaten, en mama is ook dood!’ Loise bukte en huilde die nacht door. Die ochtend kwam ze niet uit haar bed. Ze was boos en te verdrietig. Ze wilde alleen zijn. Maar toen klopte de lakei aan. ‘Prinses, uw ontbijt staat klaar,’ Loise haalde haar schouders op. ‘Nou en,’ zei ze. ‘ik heb geen honger,’ ‘Prima, prinses,’ de lakei maakte een diepe buiging en ging terug. Loise was opeens veranderd sinds haar vader gestorven was. Ze was opeens een onaardig, raar, meisje. Ze zong nooit meer en had haar haar een heel stuk afgeknipt. Nu had ze maar zo lang haar tot haar schouders. Loise was op een dag weggelopen. Ze wilde niks meer weten over het kasteel. Die dag had ze kennis gemaakt met de natuur en in plaats dat ze een mooie, rode, fluwele jurk aan had, had ze nu een gescheurd legers shirt en een oud, kort, vies spijkerbroekje aan. En in plaats van blond steil, lang haar, had ze warrig, bruin, kort haar. Ze slingerde in bomen en was één van de familieleden van de apen en gorilla’s. Ze waste zich nooit en ze borstelde haar haren ook niet. Ze had echt een vogelnest en knopig haar. Al die jaren en tijden was Loise vermist. Maar Loise vond Loise maar een ouderwetse, stomme naam. Dus ze had haar naam veranderd in: Pip. De meeste apen noemde haar gewoon: ‘’Ahahoe‘’. Op een dag ging Pip naar de rotsen. Ze beklom de hoogste rots, zoals hij heette: de doodshoofdenrots. Hij kwam aan zijn naam door de 1e eeuw. Toen beklom een oude man van 81 de gewone: Vrijheidsrots zoals hij eerst heette, maar sindsdien werd hij nóóit meer teruggezien. Men zegt dat de man meegenomen werd door piraten en dat zijn schedel van zijn hoofd achterbleef. Maar dat wisten ze niet zeker. Omdat niemand die rots durfde te beklimmen. Behalve in de 10e eeuw. Pip! Pip was sindsdien een moedig meisje en kon gewoon door de stad lopen. Ze werd toch niet herkend. Men dacht dat Pip een oermeisje was. Maar dat kon toch niet. Want toen was de oertijd al voorbij. Toen Pip de top van de rots had bereikt, hoorde ze gegrom.’ De oude vrouw stopte even want Daan onderbrak haar. ‘Van een beer?’ Vroeg hij. ‘Luister maar gewoon verder jongen,’ en de oude vrouw ging verder met haar verhaal. ‘Ze hoorde gegrom. Er kwam een scheur in de rots en in de hemel verscheen geestenlicht. Dat licht ging met een soort tornado op Pip af. Toen het geestenlicht weg was, stond, nu een beer. Een meisjesbeer. Er kwam scheur in de rots en hij brak af en Pip, de beer, viel in het gat. Er verscheen een oude beer met een scheef gebit, één dood oog, en nog eens heel veel pijlen en speren in zijn rug. Pip schrok zich een hoedje en brulde. De andere beer brulde terug. Er onstond een chaos, spoetramp en een gevecht. Even later kwam het geestenlicht en die veranderde de oude man en Pip weer in mensen. Maar dat hadden ze niet in de gaten en Pip wilde weer berenbrullen maar er kwam mensen-geschreeuw uit: ‘Bruuuul!’ Pip sloeg snel haar hand voor haar mond en ze zag de oude, man. Die glimlachte en Pip glimlachte en ze knuffelde elkaar. Maar toen ontstond er een aardbeving en de doodshoofdenrots stortte in. En hoe het is afgelopen met Pip en de man, weet niemand,’ de oude vrouw slaat het dikke boek dicht en zegt. ‘Einde,’ Daan is even stil maar vraagt tenslotte: ‘Heb je dat verhaal zelf verzonnen of is het een legende?’ De oude vrouw glimlacht. ‘Het is een legende…’ ze word onderbroken door Daan. ‘Dan heb ik, of Pip gezien, of die man! Echt waar! Ik zag een beer… Het leek net een meisje!’

Legende’s zijn lessen

Daan heeft zijn brandnetelsoep op. Het was eigenlijk best lekker. Maar nu is het écht tijd om te gaan. Daan moet eigenlijk de doodshoofdenrots beklimmen. Dan weet hij het zeker. Maar waar is het? Voordat hij weggaat vraagt Daan: ‘Is die legende híer in dít land?’ ‘Ja. De doodshoofdenrots is hier vlakbij. Daarachter. Moet ik je een landkaart meegeven? Dan kan je de weg terug naar het kamp vinden,’ Daan wil bijna verklappen dat hij niet teruggaat naar het kamp, maar dat zegt hij liever niet. Want dan krijgt hij de landkaart niet en dan kan hij de doodshoofdenrots niet beklimmen. ‘Ja graag,’ zegt hij. Daan krijgt een soort gescheurde schatkaart in zijn handen geduwd. Daan bekijkt de kaart een beetje voor. Hij ziet drie bergen staan. Bij de middelste berg staat boven geschreven: De doodshoofdenrots. Daan slikt. Hij ziet een doodshoofd staan. Moet hij dit avontuur echt beleven? Nou ja, als de gids de oude vrouw kent, kent hij de weg ook. Dus hij moet maar opschieten. Daan knikt en stapt het huisje uit. ‘Bedankt voor uw soep. Hij was lekker! En ook bedankt voor de kaart en het legendeverhaal! Was leuk! Ik kom gauw nog een keertje langs!’ Daan zwaait de oude vrouw uit tot het huisje niet meer te zien is. Dan kijkt hij op de kaart. Het huisje van de oude vrouw staat er ook op. Daan kijkt om zich heen maar hoeft niet meer te kijken op de kaart want hij ziet drie rotsen. Hij kijkt naar de middelste. Daan slikt en zucht diep. ‘De doodshoofdenrots,’ zegt Daan. Hij ziet een trappetje met een paar treden eraf. Zo te zien staat het er wel 1000e jaren. Daan zet zij voet op de eerste treede, maar dan durft hij gelijk niet meer. Maar hij zet zijn andere voet op de tweede tree. Maar dan hoort hij gebrul. Daan draait zich om. Een beer! De beer pakt met zijn klauw Daans trui vast en zet hem voorzichtig neer. ‘Ik ben geen beer, neem dat maar van me aan… Nou ja… Ik kan wel gewoon praten maar ook brullen als een echte beer,’ Daans mond valt open. ‘Loise?’ Vraagt hij. De beer schud zijn hoofd. ‘Pip,’ ‘Maar… De legende… Je was toch… De aardbeving… De rots… Hij viel… Je was toch… dood?’ Stottert Daan. ‘Zo, dus je kent de legende? Je weet toch: Legende’s zijn lessen. De kern, is wáár!’ Daan knikt. ‘Een oude vrouw heeft het voorgelezen. Je was eerst de prinses. Eigenlijk ben je 3 keer veranderd. De eerste keer was je een prinses, toen was je, zoals men dacht, een oermeisje, en tot slot ben je een beer!’ ‘Ssst!’ Sist Pip. ‘Kom op m’n rug, ik breng je naar het kamp,’ ‘Huh? Je… Kent me?’ vraagt Daan verbaasd. ‘Ach ja… Die oude vrouw, zoals jíj het noemt, had wel eens over je verteld. Die vrouw heet: Miranda, en ze is mijn tante,’ Daans mond valt weer open. ‘Huh… Jij… Zij… Hé?’ Pip lacht. ‘Zeg maar niks meer. Ik begrijp je,’ Daan deinst achteruit. ‘Nee, ten 1e moet je me vertellen wat er is gebeurt met die man,’ zegt Daan. Pip lacht weer. ‘Je bedoeld Sjoerd, ach… Hij is gestorven,’ Daan knikt. ‘Tijdens die aardbeving?’ ‘Wat? Van die rots? Nee, daarna was ie gedood door een of andere mannen van het dorp,’ ‘O,’ zegt Daan. ‘en ten 2 e wil ik niet terug naar het kamp, het is er raar en ik heb gezegd dat de gids me nooit meer terug zou vinden,’ ‘O,’ zegt Pip. ‘Ik ken wel een plekje waar je je kan verstoppen, ín mijn grot. O, en je hoeft je geen zorgen te maken over de doodshoofdenrots, want dáár is het niet. Sinds dat avontuur in de 1e eeuw ben ik er niet meer in gekomen hoor, en ik heb dat geestenlicht ook niet meer gezien,’ kwettert Pip in één adem door. Daan lacht. ‘Oké! En waar ligt dat dan precies?’ Pip kijkt vooruit en rent weg. Daan kijkt verbaasd. ‘Hallo? Pip? Waarom ren je weg?’ ‘Daarom!’ Klinkt een stem. Daan draait zich om en ziet de gids op Bella zitten. Hij heeft een tak met vuur in zijn hand. Het begint te miezeren. Maar nu begint het écht hard te regenen. Daan is nu al kleddernat. Zijn blonde harenn plakken aan zijn voorhoofd. ‘Gids… Ik had u niet gezien,’ het vuur van de tak die de gids in zijn hand heeft, is nu weg. De gids smijt de tak op de grond. ‘Klim achterop, ik breng je veilig en droog naar het kamp. De gids steekt zijn hand uit. Oh… Nu begint het ook nog te onweren. De stemmen zijn bijna niet te horen. ‘Kom!’ Schreeuwt De gids. Daan draait zich om. Naar de doodshoofdenrots. Daan knikt. Hij neemt de hand van de gids aan en stapt op Bella.
Daan druipt als hij de kantine van het kamp binnenloopt. Hij kijkt naar zijn schoenen. Hij schaamt zich vreselijk. Zelfs Merel bloost. Daan zucht en gaat op een stoel aan de bar zitten. De gids komt binnen met een bliksemflits. Heel even, echt héél even, lijkt het alsof er een beer achter de gids staat. Maar dat heeft Daan zich vast veerbeeld. De gids houd een kaart omhoog. ‘Kijk nou leerlingen, deze kaart, mag je nooit aannemen!’ Daan slikt. Die kaart had hij van de oude vrouw aangenomen! ‘En heel erg toevallig heeft Daan hem van tante Miranda aangenomen. Maar ze is wel aardig, moet ik toegeven! Máár… Dat kon ze zelf ook niet weten,’ de gids knipoogt naar Daan. Hij verscheurt de kaart en smijt hem in de prullenbak. Daan draait zich naar de bar om en vraagt patat. En even later smullen ze van de patat en de dikke vette friet!

Feestje in de bar

Daan mag op de bar staan en dansen. Hij mag iemand uitkiezen. Natuurlijk kiest hij Merel. Ze dansen samen op de bar. Merel lacht. ‘Bedankt dat je me hebt uitgekozen, Daan,’ op de manier hoe Merel Daan uitspreekt… Wauw! Daan kijkt Merel in haar lichtblauwe, heldere ogen. De gids roept door de bar heen. ‘En nu wil ik jullie voorstellen aan: Pip! Uit een eeuwenoud verhaal. Wel 10 eeuwen geleden!’ Inplaats van een lieve beer, komt de menselijke Pip tevoorschijn. Pip lacht en springt op de bar. Merel gaat er vanaf. Daan glimlacht en ze stoppen allemaal met dansen en de muziek stopt ook. Pip lacht en… Ze zoenen. Ze zoenen écht! Wauw! Dit is de béste dag van Daans leven! Wow! Pip lacht en knuffelt Daan. ‘Dat je de prinses mag zijn… En… Waar is de: Beren-jij?’ ‘Oh, dat irritante berenlijf…’ Pip zucht. ‘maak je daar maar geen zorgen over,’ ‘Oké!’ Onderbreekt de gids het romatische verhaal. ‘Nu komt tante Miranda!’ De oude vrouw komt lachend binnen. Pip springt van de bar af en knuffelt de oude vrouw. ‘O… Loise?’ Zegt de oude vrouw. ‘ben jij dit écht?’ ‘Natuurlijk… Tante…’ Daan slaakt in een romantische zucht. Wat is dit toch geweldig fijn! Miranda en Pip rennen lachend naar elkaar toe. ‘Oh, tante… Bedankt voor die hulp met dat berentoestand en zo…’ Pip word onderbroken door Daan. ‘Tante Miranda, eh… Zeg nou eens eerlijk, was je voor Pip bessen aan het plukken?’ Miranda lacht. ‘Oh ja,’ lacht ze. Pip komt weer tegenover Daan staan. ‘Waarom ben je zo jong? Je was toch…’ ‘De jaren als een beer, de verjaardagen en zo, bleven haken, dus nu ben ik nog maar 13,’ lacht Pip. ’13!’ Zegt Daan verbaasd. Pip knikt. ‘Anders zou ik nu wel 100 zijn,’ zegt Pip. Daan lacht. ‘Ben je nu nog steeds de prinses?’ ‘Ja, maar onthoud…’ Pip legt haar vingers op de lippen van Daan. Dan bukt ze naar zijn oor en fluistert ze wat. Daan glimlacht. ‘Tuurlijk hoor!’ Hij kijkt naar tante Miranda. Zij knipoogt.

Afscheid

‘Zo jongeman, morgen is het tijd om naar huis te gaan,’ zegt de gids tegen Daan. Hij geeft hem een schouderklopje. Daan gaat liggen en doet zijn nachtkastlampje uit. ‘Welterusten iedereen,’ zegt hij. Maar de nacht word anders dan eerst. Pip komt namelijk bij Daan slapen. Met een extra matras erbij. Vóór Pip natuurlijk. Pip kruipt diep onder de dekens en fluisterd tegen Daan: ‘Verkering?’ Daan knikt. ‘Waarom niet?’ Pip ligt heel erg romantisch. Maar… Hoe moet dat dan met Merel? Denkt Daan. Ach, hij heeft nu Pip, uit een oude legende. En de kern, is waar! Neem dat maar van míj aan. ;-)






Renee Meulenhoff
Dit boek heb ik geschreven toen ik in groep 5 zat. Mijn lievelingsfilm was Brave. Je denkt zeker van: het brave hondje. Nee, Brave is Engels voor: moedig, en dapper. Die film gaat over een meisje, een prinses, die eigenlijk helemaal geen prinses wíl zijn. Ze heet: Merida. Maar ze heeft een moeder of eventueel: koningin, die wil dat ze een échte deftige prinses wordt. Merida gaat op onderzoek uit en wil haar lot veranderen. Ze heeft ook drie broertjes: Hemich, Hubert, en Hamich. Ze is weggelopen, net als in dit verhaal, Pip, en Daan, en komt een huisje van een heks tegen. Die heks snijdt hout. Maar, Merida heeft een taartje gekregen die ze aan haar moeder moet geven. Dan veranderd ze haar lot. Volgens de heks. Maar als Merida het taartje aan haar moeder geeft, word ze misselijk en verandert de koningin in een beer. Merida doet er echt alles aan om haar moeder terug te veranderen. Op een eeuwenoudt koningrijk en valt in een verlaten troonzaal. Dan komt ze een beer tegen, Mordu, met allemaal pijlen en speren in zijn rug en één dood oog…